











“Caroline Roessingh tekent komische, vreemde figuren die door zich steeds herhalende emoties of begeertes in een bepaalde houding en zodoende levenshouding werden gewrongen. Ze zijn uit de kluiten gewassen of juist gekrompen, lopen elkaar voor de voeten, struikelen over zich zelf, zoeken contact en krijgen het, maar dan net niet zo, zoals ze zouden willen of erger nog, ze hebben het niet eens door als het zover is.
Dromerig afwezig zijn ze waardoor hun gedrag absurd en nutteloos lijkt. Ze zweven langs elkaar heen, zitten te dicht op elkaars lip, zijn te intiem verstrengeld. Vastgelopen als ze zijn missen ze de buitengewone dingen, die zich voor hun neus afspelen en waar ze stiekem naar verlangen. Ze lijken goeiig, maar onder de rokken of jassen kronkelen giftige slangen.
Caroline observeert met precisie en zonder pardon. Maar wat een plezier als je jezelf of een ander herkent in een van haar anti-helden.”
Andrea Basedow, kunsthistorica en auteur.
Over het tekenen
Al mijn tekeningen ontstaan uit vlekken waar ik figuren in zie. Ooit is ’t begonnen met kijken naar de wolken en naar de gemarmerde tegeltjes in de badkamer. Later, toen ik zelf begon met schilderen en weer later toen ik schilderlessen gaf, verzamelde ik alle kladblaadjes waar mensen de verf op uitgeprobeerd hadden. Ik tekende er met een gewoon potloodje op en haalde er allerlei voorstellingen uit. Het werd een soort verslaving omdat ik steeds heel benieuwd was wat er in die vlekken verborgen zat.
Er ontstaan bijna altijd mensen met bepaalde eigenaardigheden. Ze hebben vaak contact met anderen, soms zijn ze zelfs aan elkaar vast gegroeid. Of ze keren zich af en staan eenzaam en alleen in de wereld.
Nog steeds verrast het me elke keer dat er van die ‘aparte types’ ontstaan. Hun houdingen, hun gezichten, de kleren die ze dragen of hun naaktheid verbazen me. Al die figuren moeten ergens in mijn onbewuste zitten. Beelden ze mijn eigen neuroses en verlangens uit of heb ik ze ergens gezien?
In de loop van de tijd ben ik er meer aandacht aan gaan besteden en nu maak ik de ondergrond met laagjes verdunde aquarelverf op mooi dik papier en daarop schilder ik de vlekken. Om die te maken moet ik in een bepaalde stemming zijn, want ik wil dat zoveel mogelijk zonder na te denken en zonder vooropgezet plan doen. Bij het tekenen kijk ik wat er al is en dat omlijn ik of ik vul het aan, zodat iedereen het kan zien.
Omdat de tekeningetjes, die meestal niet groter dan A4 zijn, goed in een boek zouden passen, heb ik een paar verhalen geïllustreerd. Ik maakte toen de vlekken met een vooropgezet plan en ik probeerde een beeld uit een verhaal weer te geven. Ik koos een boek van Maarten Biesheuvel; in zijn prachtige, vaak komische verhalen komen regelmatig mensen voor met allerlei eigenaardigheden. Ik houd van zijn verhalen en ik vind mijn tekeningen daarbij passen.
“De aquarelverf heeft het gehaald, eindelijk uitgelopen tot haar vloeibare grens. Op adem komend wordt ze onmiddellijk gevangen gezet in potloodlijnen. Ze laat zich vormen tot expressie van ongemak en verlangen. Net had ze de teugels laten vieren en onmiddellijk grijpt een lang ontkende gewoonte haar beet en gaat gekscherend met haar op de loop.
Wat dacht je? Niets rust. Je steunt iemand of zuigt je aan iemand vast, orgastische gevoelens, welja, maar ook kleine, spottende betweters die aan komen vliegen of rollen, een venijnige draai geven, het kan ze niet schelen. De keurige heer, de brave mevrouw, het kind en het huisdier excentrisch op elkaar ingespeeld.
Als de een jeukt heeft, gaat de ander krabben, semi-permeabele membranen. Zou je anders willen? Je kan nonchalant de andere kant op blijven kijken en eraan denken dat er ooit een doel was.
Je voeten weten er meer van en ook je handen die zich vasthouden aan iets zachts. Pas op! Spitse tanden, smalle lippen zijn nooit buiten bereik. Een gat in de ballon. Pfft, daar ga je. Was er een doel?
Het mooie is dat je altijd ergens terecht komt. Doe je ogen maar dicht en val niet van het krukje. Je zou moeten weten dat roze en lichtblauw voor een oneindige val zorgen.
Vreemd en toch niet onbekend voor elkaar houden ze zich staande, het is hun recht! Amor met zijn pijlen en zijn boog heeft zijn werk goed gedaan. Van elkaar los komen zullen ze wel nooit meer, aan elkaar vastgeregen en gehaakt als de instap van een schoen.”
Andrea Basedow, kunsthistorica en auteur.
Tekenen en vlekken
“Dat tekenen de meest intieme van alle kunstuitingen is, blijkt al uit de houding van de kunstenaar. Staan de schilder en de beeldhouwer in een betrekkelijk open ruimte, regelmatig afstand nemend van het werk in wording, de tekenaar zit voorovergebogen aan tafel boven het papier dat hij voor zich heeft. Meestal werken beide handen samen: in de ene hand heeft hij zijn tekenpen of potlood, met de andere drukt hij het papier tegen de tafel of schuift hij het in de door de tekenende hand gewenste richting. Zodoende schermt hij het papier ook enigszins af. Ook al zou hij bij zijn werk worden gadegeslagen, hij is zelf de enige die het ontstaan van de tekening precies kan volgen.”
Uit: ‘Vlek als levenswerk.’
Door Cyrille Offermans | Historische Uitgeverij |
De vlek inspireert, attendeert op alles wat niet gladjes en probleemloos verloopt.